Shauny (24) heeft een posttraumatische-stressstoornis (PTSS) die is ontstaan door verschillende trauma’s in haar jeugd. Ook heeft ze te maken met een zware depressie en is necrofobie – de angst voor de dood – al lange tijd een groot thema in haar leven. Op dit moment staat haar leven hierdoor stil en ervaart ze dagelijks angst- en paniekaanvallen.

‘‘Al bijna mijn hele leven worstel ik met necrofobie. De angst voor de dood is meerdere malen bevestigd door de trauma’s die ik in mijn jeugd heb meegemaakt. Ik heb een enorme angst voor lijken en dat wordt getriggerd als er bijvoorbeeld een ambulance langsrijd. Dagelijks heb ik te maken met nachtmerries en herbelevingen van de trauma’s in mijn jeugd. Dat zorgt voor paniekaanvallen waarbij ik moet hyperventileren, huilen en gillen. Elke dag opnieuw. Ik sta er mee op en ga ermee naar bed.’’

‘‘Door juist wél naar buiten te gaan, ervaar ik dat mijn angsten niet terecht zijn’’

‘‘Door mijn PTSS durf ik niet meer naar buiten om boodschappen te doen. Ook afspreken met vriendinnen is lastig en daardoor ben ik helaas veel van hen verloren. Het is lastig om aan anderen uit te leggen dat je de meest normale dingen niet kunt doen. Ik ben constant bang dat ik buiten nog meer trauma’s op zou kunnen lopen, dus ik blijf vooral binnen. Therapie en medicijnen helpen me om uit mijn comfortzone te treden. Ik moet natuurlijk de deur uit om naar mijn therapieën toe te gaan en dat kost enorm veel energie. Na zo’n dag ben ik helemaal opgebrand, maar ik heb door naar buiten te gaan wel ervaren dat mijn angsten niet terecht waren. Dat is heel helpend, maar ik heb nog een enorm lange weg te gaan.’’

‘‘Veel mensen in mijn omgeving kunnen zich niet voorstellen dat ik op deze leeftijd al te maken heb met PTSS. Ze geloven niet dat ik al zoveel heb meegemaakt op jonge leeftijd. Als ik anderen vertel over mijn angststoornis krijg ik vaak te horen ‘dat het na een paar dagen wel weer over gaat’. Dan vertel ik ze maar niet dat ik er al jarenlang doorheen ga. Het is zonde dat er zo weinig geluisterd wordt en amper sprake is van begrip. Hoe meer mensen het gesprek openen, hoe meer erover bekend wordt. Zo kan er beter onderzoek naar gedaan worden en de kennis over deze ziektebeelden worden vergoot.’’