Wies heeft een dwangneurose

Ervaringsverhaal van Wies van Holst Pellekaan (71 jaar)
Auteur: Wies van Holst Pellekaan

Ik stond weleens een kwartier lang voor de deur: ja, hij zit dicht. Toch? Jawel, hij zit dicht… Of toch niet? En ondertussen werd ik steeds meer gespannen, want ik wist best dat de buren me zagen staan. Elke avond nam ik me weer voor: dit gaat me niet meer gebeuren. Maar de dag erop werd het alleen maar erger.

Vanaf mijn achttiende had ik er last van, het zit in de familie. Wéér controleren of het gas uit was, steeds opnieuw. Want het gevoel van rust, dat het gas écht uit was, dat kwam elke keer later. Hoe meer ik eraan toegaf, hoe erger het werd, maar ik kon niet anders. Dit hoort nu eenmaal bij mij, dacht ik. Rond mijn dertigste kwamen er rare gedachten bij: misschien moet ik maar gewoon weglopen en de voordeur open laten staan. Heel griezelig, want ik wist dat het een belachelijke gedachte was, maar ik kreeg die niet uit mijn hoofd. Tijdens telefoongesprekken was ik altijd bang om rare dingen tussendoor te zeggen, dat ik ineens het hele gesprek zou verdraaien. En ondertussen snapte ik maar niet waarom ik dat allemaal dacht, ik was toch niet gek?

‘Je bent helemaal niet gek, je hebt een dwangneurose’, zei ze

Hulp zoeken durfde ik niet. Maar het werd zwaarder en zwaarder om die gedachten en handelingen te controleren. Op mijn werk stond ik altijd strak van de spanning, en toch bleef ik lachen, alsof er niets aan de hand was, maar ondertussen was ik kapot. Gelukkig is het op mijn 51e misgegaan. Ik werkte in een ziekenhuis bij de balie waar ponsplaatjes werden gemaakt. Maar omdat ik die plaatjes van mezelf steeds maar weer moest controleren op gekke dingen, stonden er op een gegeven moment wel tien mensen bij mijn balie te wachten. Het ging niet meer. Toen ben ik, na 35 jaar,eindelijk naar een psychotherapeut gegaan. ‘Je bent helemaal niet gek, je hebt een dwangneurose’, zei ze. Ik denk dat ik ál haar zakdoekjes vol heb gehuild van opluchting.

‘Waarom heb je nooit iets verteld?”, vroeg mijn gezin, maar ik heb geprobeerd uit te leggen dat ik dat niet durfde. Ik wilde ze niet met mijn gekke gedachten belasten. Achteraf waren ze vooral opgelucht dat ik wist wat ik hád. Want dat er iets was, dat was natuurlijk wel duidelijk. De buitenwereld had echter weinig begrip voor mijn verhaal. Er zijn maar weinig mensen die echt de moeite nemen om het te begrijpen, wat dat betreft kun je beter je been breken, dan vragen mensen tenminste nog eens hoe het gaat. ‘Stel je niet aan,’ zei de bedrijfsarts, ‘ga lekker wandelen op de hei, dan gaat het vanzelf wel over.’ Het was de eerste keer in mijn leven dat ik echt boos ben geworden. Want dat had er ook mee te maken: ik heb nooit geleerd om mijn emoties te uiten. En als je die maar lang genoeg wegstopt en je hebt er aanleg voor, dan kan dat de dwang verergeren. Daarnaast wordt het bij mij veroorzaakt door een tekort aan serotonine, waarvoor ik nu antidepressiva slik. ‘Stop nou eens met die pillen’, zeggen mensen weleens, maar dat zeg je toch ook niet tegen een suikerpatiënt?

Het is gewoon een stofje in mijn hoofd dat mist

Tegenwoordig schaam ik me er niet meer voor. Ik kan er immers niets aan doen, het is gewoon een stofje in mijn hoofd dat mist. Het is wel jammer dat ik niet meer kan werken, en door die 35 jaar van zelfcontrole ben ik chronisch vermoeid geraakt, maar toch ben ik oprecht gelukkig dat ik nu rust in mijn hoofd heb. De dwanggedachten zijn niet weg, maar ik kan ermee leven en dat is fijn. Daarom wil ik als vrijwilliger bij de Angst, Dwang en Fobie stichting zo graag andere mensen met een dwangneurose helpen, want ik wéét hoe moeilijk het is om hulp te zoeken als je niet begrijpt waarom je iets doet of denkt, maar echt: zet die stap. Je bent niet de enige. En je bent zeker niet gek.”

Meer ervaringsverhalen en interviews >>>