Grenzen

Nieuwe ontwikkelingen

Sinds mijn vorige blog zijn er weer nieuwe ontwikkelingen gaande. Na ruim tien weken opsluiting in het verzorgingstehuis, mag mijn dementerende vader nu één keer per week op gepaste afstand een half uurtje bezoek ontvangen. En paar weken geleden ging mijn moeder voor het eerst weer bij hem op bezoek en dat deed hem goed. Ik hoop over een tijdje zelf ook weer eens bij hem langs te gaan. Ik merk wel dat mijn vader steeds meer achteruit gaat. Voorheen belde hij me wekelijks omdat hij mijn stem even wilde horen. Tegenwoordig blijft mijn telefoon opvallend stil. Nu er geen nieuwe coronabesmettingen bij zijn gekomen, merk ik dat de angst om hem te verliezen me niet meer in zijn greep heeft. De rust is weer teruggekeerd. Verder gaat de weekend/vakantiepleegzorg voor ons inmiddels 6-jarige pleegkind gelukkig ook weer door en kunnen we weer verder gaan met waar we gebleven waren. Nu ons pleegkindje zich steeds meer thuis begint te voelen bij ons, treedt de hechtingsproblematiek waar het last van heeft ook steeds meer op de voorgrond. Dat is pittig, maar ook heel logisch gezien het feit wat zij allemaal in haar jonge leventje heeft meegemaakt. Tijdens de training voor aspirant-pleegouders werden we hier al op voorbereid. Inmiddels weten we dat achter dit gedrag veel angst zit, vooral de angst om de regie kwijt te raken. Door er veel over te lezen en de gesprekken die we met onze pleegzorgbegeleider voeren, hebben we geleerd dat kalm blijven en in haar nabijheid blijven het beste werkt. Zij kan hier ook niets aan doen. Gelet op mijn eigen jeugd weet ik als geen ander hoe angstig het is wanneer je geen controle kunt uitoefenen op wat er om je heen gebeurt. Ik ben ongelofelijk trots op haar en de stappen die ze de afgelopen tijd heeft gezet. Pleegmoeder zijn is echt het mooiste wat er is. Ik leer er heel veel van.

Causaal verband tussen grensoverschrijding en toename dwangklachten

Inmiddels is de ‘Toon-Je-Sterk’-training, waarover ik schreef in mijn vorige blog, afgelopen. In aanvulling daarop stelde mijn psychomotorisch therapeut nog een vijftal individuele sessies voor, omdat ik bij de evaluatie had aangegeven dat een toename van mijn dwangklachten vrijwel altijd samenhangt met het feit dat ik van jongs af aan dominante mensen mijn grenzen laat overschrijden. Dit komt omdat ik niet goed kenbaar durf te maken hoe ik me daadwerkelijk voel. Ik ben namelijk heel bang voor de reactie van een ander wanneer ik daadwerkelijk zeg wat ik van iets vind. Ook ben ik bang dat mensen me dan niet meer moeten. Aangezien ik confrontaties koste wat het kost wil voorkomen, heb ik nogal de neiging om een pleasende houding aan te nemen. Door zo te handelen ga ik volledig aan mezelf voorbij en dit heeft bijna altijd een OCD-terugval tot gevolg. Ik vind het lastig om dit hardnekkige gedragspatroon, dat een logisch gevolg is van mijn traumatische jeugd, te doorbreken, maar nu op mijn 42ste wil ik toch een poging wagen. Beter laat dan nooit.

Eerste oefensessie

Onlangs ging mijn eerste oefensessie van start, uiteraard met inachtneming van de corona voorzorgsmaatregelen. Ik vond het ontzettend spannend om met mijn therapeut aan de slag te gaan, omdat ik niet wist wat ik ervan moest verwachten. Daarbij komt dat ik me altijd een beetje ongemakkelijk voel wanneer ik merk dat alle aandacht op mij is gericht.

Rondjes lopen

Tijdens de eerste oefening kreeg ik van mijn therapeut de opdracht een aantal rondjes in de oefenruimte te lopen met mijn ogen dicht. Ik moest daarbij letten op eventuele spanningen in mijn lijf. Mijn therapeut zou me waarschuwen wanneer ik ergens tegenaan dreigde te botsen. Ik vond dit heel spannend. Heel voorzichtig liep ik mijn rondjes, die steeds kleiner werden, omdat ik toch bang was dat ik ergens tegenaan zou lopen. Tijdens de oefening merkte ik dat mijn ogen toch weer even opengingen. Meteen sloot ik mijn ogen weer, want dat was immers de opdracht. Toen we de oefening gingen nabespreken, legde mijn therapeut mij uit dat het weer opengaan van mijn ogen een reflex is en dat ik daar best aan toe had mogen geven, in plaats van gedwee de oefening uit te voeren. Het heeft allemaal te maken met zelf de regie weer in handen durven te nemen, aldus mijn therapeut. Dit was echt een “eye-opener”.

Afstand nabijheid oefeningen

De volgende oefeningen bestonden uit het oefenen met afstand en nabijheid. Ik kreeg de opdracht een plekje in de oefenruimte te kiezen. Vervolgens zou de therapeut meerdere keren op mij af komen lopen en proberen om in mijn persoonlijke ruimte te komen. Ik moest daarbij aangeven tot hoever hij bij mij in de buurt mocht komen. Toen hij me van voren benaderde, ging dat best goed. Door mijn armen voor me uit te steken en tegen hem te zeggen welke afstand ik nog aanvaardbaar vond, respecteerde hij mijn grenzen. Maar de oefening werd steeds lastiger, vooral toen hij achter me langs begon te lopen, zich begon op te dringen en op die manier over mijn grenzen trachtte te gaan. Mijn instinctieve reactie was dat ik me elke keer omdraaide wanneer hij mij van achteren benaderde. Ik had het gevoel dat ik heel alert moest zijn en dat gaf een gespannen gevoel. Tijdens de nabespreking van deze oefening legde de therapeut me uit dat het enige wat werkt in zo’n geval is in een eerder stadium je grenzen aan te geven, in plaats van pas daartoe over te gaan wanneer iemand al vlak achter je staat. Hij benadrukte daarbij het belang van het geven van een duidelijke ‘ik-boodschap’, waarmee je aan een ander duidelijk kunt maken wat je wilt en voelt. In dit geval had ik bijvoorbeeld tegen hem kunnen zeggen dat ik vind dat hij te dicht bij me in de buurt komt en afstand moet houden. In een therapeutische setting durf ik dat nog wel te zeggen, maar in de praktijk blijf ik vaak te netjes en te lief, waardoor overheersende types nog steeds over mijn grenzen gaan. Het wordt tijd dat daar verandering in komt.

Fysiek weerstand bieden

De laatste oefening had als thema fysiek weerstand bieden. Mijn therapeut haalde daarvoor een lange stok tevoorschijn, waarmee we samen door de oefenruimte zouden gaan lopen. Hij voorop en ik achteraan. Gedurende de oefening begon hij steeds sneller te lopen met de stok, waardoor het voor mij steeds lastiger werd om hem bij te houden. Ik merkte dat ik ook wel een beetje duizelig werd van het rondjes lopen. Toch bleef ik in versnelde pas achter hem aan lopen, waarmee ik opnieuw aan mezelf voorbij ging. Hierna deden we de oefening nog een keer. Deze keer liet ik hem niet winnen en bood ik zoveel fysieke weerstand dat hij nauwelijks vooruit kon komen. Hij stond ervan versteld hoeveel kracht ik in me heb. We hebben er vreselijk om gelachen. Na de sessie verliet ik met een big smile op mijn gezicht het pand.