Het leven is een groot leerproces
Nu onze hectische prestatiegerichte maatschappij grotendeels is lamgelegd door het coronavirus, zou je haast vergeten dat er ook nog een leven naast corona bestaat, een leven vol leermomenten. Toen ik het nieuws hoorde over de coronabesmettingen in mijn vader’s verpleegtehuis, was dat natuurlijk een grote klap. De angst om hem te verliezen had me op dat moment helemaal in zijn greep. Ruim acht weken zitten hij en zijn medebewoners al opgesloten in het verpleegtehuis. Je voelt je zo machteloos. Dezelfde dag kregen mijn partner en ik ook nog te horen dat de weekend- en vakantiepleegzorg in verband met corona on hold was gezet, terwijl we net zo goed bezig waren met het opbouwen van een band met ons pleegkindje. Ik zat er even helemaal doorheen en was boos en verdrietig tegelijkertijd. De dag erna stond ik op met dikke ogen van het huilen en had ik het gevoel alsof er een trein over me heen was gereden. Ik voelde me uit mijn evenwicht gebracht, maar gelukkig wist ik me al gauw weer te herpakken. Ik realiseerde me dat de enige manier om hiermee te dealen is toch proberen het hoofd koel te houden en af te wachten, hoe moeilijk het ook is. Daarnaast probeer ik van dag tot dag te leven (in het hier en nu). Zorgen maken over de toekomst heeft toch geen zin, want niemand weet hoe lang deze crisis zal duren.
Bezinning
Deze tijd is voor mij ook een tijd van bezinning. Wanneer ik bijvoorbeeld terugdenk aan mijn tijd in de strafrechtspraktijk zo’n acht jaar geleden en de persoon die ik toen was, kom ik tot de conclusie dat ik nu een compleet ander persoon ben. In die tijd stond mijn leven in het teken van het nastreven van een succesvolle carrière als strafjurist. Dat ik daarmee mijn mentale gezondheid op het spel zette, nam ik maar voor lief. Ik moest en zou aan het werk blijven, want daar had ik per slot van rekening zo hard voor gestudeerd. Het werd ook van mij verwacht. Daarnaast lag/ligt in onze maatschappij de nadruk op presteren en profileren en als je dat niet kunt hoor je er niet bij. Het had weinig gescheeld of ik was eraan onderdoor gegaan. Ik was toen ook een heel druk persoon die in het contact met andere mensen eigenlijk de hele tijd aan het zenden was, in plaats van met volledige aandacht naar mensen te luisteren. Soms werd ik doodmoe van mezelf.
Als iemand toen tegen mij had gezegd dat ik juist in het moment moet leven en dat het hebben van een succesvolle baan niet het voornaamste is in het leven, had ik dat lacherig afgedaan als zweverig. In mijn ogen was het waarmaken van mijn ambities het allerbelangrijkste. Maar ja, wie niet horen wil, moet maar voelen. Het verlies van mijn baan opende gelukkig mijn ogen en maakte mij keihard duidelijk dat ik verkeerd bezig was. Nu, jaren later, kan ik zeggen dat ik langzamerhand veranderd ben in een onafhankelijke vrouw die zich verantwoordelijk voelt voor haar eigen herstel, een positiever zelfbeeld heeft, die aandachtig luistert naar wat anderen te zeggen hebben en daar ook de tijd voor neemt. Iemand die zich bekommert om zaken die er echt toe doen en oog heeft voor de mooie dingen – hoe klein ook – om haar heen. Ik ben me nog steeds aan het ontwikkelen. Ik ben nog lang niet uitgeleerd.
Professor in het zien van beren op de weg
Een van de dingen die ik bijvoorbeeld nog moet leren is dat ik niet zo snel van het negatieve moet uitgaan, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Ik noem mezelf vaak een professor in het zien van beren op de weg, oftewel ik ben iemand die bijna altijd van het slechtste scenario uit gaat. Zo dacht ik, toen ik me als aspirant-pleegouder aanmeldde bij pleegzorg, dat ze me toch niet wilden hebben vanwege mijn OCD. Wekenlang hield het me bezig, totdat we het verlossende telefoontje van pleegzorg kregen dat wij voldeden aan de criteria voor pleegouderschap. Al mijn zorgen waren voor niets geweest. Ook in het contact met andere mensen kan ik me soms erg onzeker voelen. Wanneer ik bijvoorbeeld geen reactie krijg op een leuk berichtje dat ik heb gestuurd, dan heb ik vaak de neiging om dit op mezelf te betrekken. Allerlei negatieve gedachten, zoals ‘ik ben zeker niet belangrijk’ of ‘ze zitten niet op een bericht van mij te wachten’ of ‘ze willen de vriendschap met mij vast laten verwateren’, flitsen dan door mijn hoofd. Dit, terwijl er natuurlijk legio redenen kunnen zijn waarom iemand niet reageert, maar op zo’n moment sta ik daar helemaal niet bij stil en dreig ik te verzanden in een negatieve gedachtenspiraal met sombere gevoelens tot gevolg. Onlangs had ik het er met mijn partner nog over en zij zei dat het wellicht te maken heeft met de nare dingen die ik in het verleden heb meegemaakt. Nu heb ik in mijn leven heel wat teleurstellingen te verwerken gekregen, dus daar zou best eens een kern van waarheid in kunnen zitten. Overigens denk ik dat het ook wel een beetje in de aard van het beestje zit. Mijn moeder heeft hier namelijk ook last van. Maar goed, alleen al door me hiervan bewust te zijn, zit ik al op de goede weg. Het is nu aan mij om daarmee aan de slag te gaan.
Assertiviteit
Een ander puntje waar ik nog aan wil werken is mijn assertiviteit. Aangezien ik uit een milieu kom waar een narcistische vader de scepter zwaaide, is assertiviteit me niet met de paplepel ingegoten. Uit angst hield ik altijd mijn mond. Dit gedrag nam ik ook mee naar mijn eerste betaalde baan in de rechtspraktijk. Wanneer we bijvoorbeeld werkoverleg hadden, hield ik vrijwel altijd mijn mond omdat ik bang was voor de reactie van mijn collega’s. Dan was ik bijvoorbeeld bang dat ze zouden vinden dat hetgeen ik naar voren bracht nergens op sloeg of ik was bang dat ze me verbaal compleet zouden platwalsen. Om die reden durfde ik ook niet goed voor mezelf op te komen. Als ik dan eindelijk moed had verzameld om ergens tegenin te gaan, dan werd me vaak verweten dat ik te hoog van de toren blies, waarop ik vervolgens compleet dichtklapte. De boosheid en het verdriet stapelden zich op en zochten een uitweg naar binnen en resulteerden bijna altijd in een verergering van mijn dwangklachten. Tegenwoordig kom ik dit soort situaties niet zo heel vaak meer tegen, maar dat neemt niet weg dat ik het nog steeds lastig vind om me assertief op te stellen. Om die reden ben ik gestart met de ‘Toon-Je-Sterk’-training. Daar heb ik onder meer geleerd om mijn eigen mening te verkondigen, kritiek te geven en te ontvangen en ruimte in te nemen (boosheid). Ik vond dit heel bevrijdend. Helaas kwam er door de coronacrisis een voortijdig einde aan onze gezamenlijke oefensessies en werd de training online voortgezet, maar dat vond ik toch minder prettig. Een van de dingen die ik nog meer had willen oefenen, is hoe ik mijn boosheid kan uiten en hoe ik mijn grenzen kan aangeven. Volgens de therapeut houd ik mijn boosheid veel te lang binnen, met andere woorden ik laat mijn thermometer veel te hoog oplopen. Ik moet dus leren mijn boosheid te uiten in een vroeger stadium, ter voorkoming dat mijn boosheid zich een weg door mijn binnenste gaat vreten. Met een toename van mijn dwangklachten tot gevolg. Tevens moet ik leren te verdragen dat een ander het vervelend kan vinden dat ik mijn boosheid uit, waarbij ik steeds voor ogen moet houden dat de reactie van een ander iets zegt over die ander. Ook heb ik geleerd dat het heel belangrijk is om waarde te hechten aan je grenzen. De therapeut verwoordde het als volgt: “Iemand heeft het recht te weten waar je grenzen liggen.”
Als de coronacrisis achter de rug is, krijgen we misschien nog een keer een gezamenlijke training. Ik heb me voorgenomen om in de tussentijd het lesmateriaal te bestuderen en te proberen om daarvan zoveel mogelijk in de praktijk te brengen. Ik kom er wel.